woensdag 29 maart 2017

Q&A Inkeerregeling


Vraag 1: Wat gebeurt er normaal gesproken als de Belastingdienst ontdekt dat ik een onjuiste/onvolledige aangifte heb ingediend?

 

Als de Belastingdienst ontdekt dat u onjuist of onvolledig aangifte heeft gedaan (bijvoorbeeld door buitenlands vermogen niet aan te geven), dan zal de Belastingdienst een navorderingsaanslag opleggen voor het nog te betalen bedrag aan belasting. Op de navorderingsaanslag wordt ook belastingrente (tot 1 januari 2013 heffingsrente) in rekening gebracht voor het te laat betalen van de belasting. Daarnaast kunnen hoge boetes worden opgelegd. Als de Belastingdienst ontdekt dat u onjuist of onvolledig aangifte heeft gedaan, riskeert u een boete die kan dan oplopen tot 300% van de verschuldigde belasting. Afhankelijk van de situatie kan strafrechtelijke vervolging worden ingesteld.
 


Vraag 2: Over hoeveel jaar terug kan de Belastingdienst nog inkomstenbelasting navorderen?

 

Als hoofdregel geldt een navorderingstermijn van 5 jaar. Dit betekent dat de Belastingdienst nog te betalen inkomstenbelasting in principe kan navorderen over de afgelopen 5 jaar. Deze termijn wordt verlengd met uitstel dat voor het indienen van de belastingaangifte is verleend. Voor in het buitenland aangehouden vermogen (bijvoorbeeld een bankrekening) kan daarentegen worden nagevorderd over de afgelopen 12 jaar, mits de Belastingdienst geen enkele aanwijzing had voor het bestaan van het in het buitenland aangehouden vermogen. Ook hier wordt de termijn verlengd met het door de Belastingdienst verleende uitstel voor het indienen van de IB aangifte. Zodra de Belastingdienst aanwijzingen krijgt over het bestaan van het in het buitenland aangehouden vermogen, dient de Belastingdienst de navorderingsaanslag met redelijke voortvarendheid op te leggen. Hierbij is het van belang dat, indien de Belastingdienst ‘onnodig’ stil zit, de navorderingsbevoegdheid van 12 jaar komt te vervallen.    

 

Vraag 3: Het vermogen is (deels) uit erfenis(sen) verkregen. Kan de Belastingdienst onbeperkt erfbelasting/successierecht navorderen? 

 

Met ingang van 1 januari 2012 is de navorderingstermijn voor erfbelasting over buitenlands vermogen dat nog niet eerder bij de Belastingdienst is aangegeven komen te vervallen, dit ter bestrijding van de zogeheten 'Edelweissroute'. De navorderingsbevoegdheid is hiermee niet meer gebonden aan de navorderingstermijn van 12 jaar. In de Wet is geen overgangsrecht opgenomen voor `oude` erfenissen en aan deze nieuwe bepaling is formeel onbeperkt terugwerkende kracht verleend. Wij vragen ons af of terugwerkende kracht in overeenstemming is met o.a. het rechtzekerheidsbeginsel. Wilt u hierover meer informatie, neem dan gerust contact met ons op. Ook geldt sinds 1 januari 2012 de verplichting voor erfgenamen om op straffe van een vergrijpboete (van 100%) de Belastingdienst te informeren zodra zij kennis nemen dat de ingediende aangifte erfbelasting voor buitenlands vermogen onjuist is dan wel ten onrechte achterwege is gebleven. Over aanslagen erfbelasting die zien op sterfgevallen na 1 januari 2010 wordt heffingsrente berekend. De heffingsrente wordt berekend over de periode die begint acht maanden na het overlijden en eindigt op de datum waarop de aanslag is opgelegd.  

 

Vraag 4: Wat is de maximale boete/straf die kan worden opgelegd als de Belastingdienst ontdekt dat ik een onjuiste/onvolledige aangifte heb ingediend?

 

Als de Belastingdienst ontdekt dat u een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan:

A. is de boete bij ontdekking van niet of onvolledig aangegeven inkomsten (box I en box II) maximaal 100% van het nog te betalen inkomstenbelastingbedrag. Voorbeeld: wordt € 20.000,- nagevorderd, dan is de boete maximaal € 20.000,-.

B. is de boete bij ontdekking van niet aangegeven vermogen, zoals een buitenlandse bankrekening (box III) maximaal 300% van het nog te betalen inkomstenbelastingbedrag. Voorbeeld: wordt € 20.000,- nagevorderd, dan is de boete maximaal € 60.000,-.

C. kunt u, in het ergste geval, zelfs strafrechtelijk worden vervolgd.         


Vraag 5Kunnen navordering, belastingrente en hoge boetes worden voorkomen?


 

Navordering van de verschuldigde belasting en belasting(/heffings)rente kunnen niet worden voorkomen. Afhankelijk van de aangeleverde informatie en gegevens en uw onderhandelingspositie, kunnen de navordering en belastingrente onder de inkeerregeling eventueel wel worden beperkt.

Onze ervaring is dat de Belastingdienst zich doorgaans welwillend opstelt tegenover belastingplichtigen die zich vrijwillig melden. De Belastingdienst streeft veelal naar een vlotte en snelle afwikkeling. Aangezien veel mensen momenteel inkeren, is het vanwege de werkdruk bij de Belastingdienst mogelijk dat de afhandeling langer duurt dan gebruikelijk.

 

Vraag 6Wat houdt de inkeerregeling in?

 

De inkeerregeling houdt in dat de Belastingdienst geen (bij inkeer binnen 2 jaar) of een aanzienlijk lagere boete (bij inkeer na 2 jaar) aan een belastingplichtige oplegt wanneer deze spontaan en vrijwillig alsnog, schriftelijk en volledig, aangifte doet van niet aangegeven inkomen en vermogen of de volledige informatie daarover verstrekt. Voor de boete geldt dat de inkeermelding wordt gezien als een strafverminderende omstandigheid. De boete wordt in geval van inkeer van vermogen gematigd tot 40% van het wettelijk maximum (300%), wat dus neerkomt op een boetepercentage van 120% over de te weinig geheven belasting. Bij inkeer van inkomen vindt een matiging van de boete plaats tot 60% van het wettelijk maximum (100%). Dit komt dus neer op een boetepercentage van 60% van de te weinig geheven belasting.

 

Vraag 7Wat is de financiële impact van inkeer?

 

De kosten, dat wil zeggen het bedrag dat u alsnog aan de Belastingdienst dient te betalen, zijn afhankelijk van de hoogte van de inkomsten en het vermogen dat nog moet worden aangegeven. Is sprake van zogeheten 'stil' vermogen, dat wil zeggen als er de afgelopen 12 jaar geen of nauwelijks nieuwe 'stortingen' zijn bijgekomen, dan bedraagt de verschuldigde belasting en belastingrente in totaal ongeveer tussen de 15 en 20% van het op dit moment aanwezige vermogen. Verder is het van belang of het vermogen in Nederland wordt aangehouden of in het buitenland en uit welke bronnen het vermogen bestaat. Met bronnen bedoelen we omzet, rendement, erfenis e.d. Op basis van de gegevens die u aanlevert, kunnen wij voor u een schatting maken van de financiële impact van de inkeer, zodat u enigszins weet waar u aan toe bent. Houdt u er in elk geval rekening mee dat:

A. loon, winst en overige resultaten belast zijn tegen het progressieve tarief, terwijl vermogen sinds 2001 jaarlijks tegen 1,2% (30% belasting over een fictief rendement van 4%) in de heffing wordt betrokken;

B. sprake kan zijn van andere belastingen, afhankelijk van de herkomst van het vermogen (denk hierbij aan erf- of schenkbelasting omdat het buitenlands vermogen is ontstaan uit een erfenis of schenking) en;

C. er over de totaal verschuldigde belasting tevens heffings- en/of belastingrente is verschuldigd en boetes kunnen worden opgelegd.

 

Vraag 8Wat is de maximale boete die wordt opgelegd onder de inkeerregeling?

 

U krijgt geen boete als u inkeert binnen twee jaar nadat u de onjuiste/onvolledige aangifte heeft ingediend. Keert u in ná deze twee jaar, dan wordt een boete opgelegd van 120% (in plaats van 300%) van het nog te betalen bedrag aan inkomstenbelasting, voor zover sprake is van niet-aangegeven vermogen. Voorbeeld: wordt € 20.000,- nagevorderd, dan is de boete maximaal € 24.000,- (in plaats van € 60.000,-).

Voor zover sprake is van niet-aangegeven inkomen wordt een boete opgelegd van 60% (in plaats van 100%). Voorbeeld: wordt € 20.000,- nagevorderd, dan is de boete maximaal € 12.000,- (in plaats van € 20.000,-).

 

Vraag 9Hoe maak ik gebruik van de inkeerregeling en wat zijn de voorwaarden?

 

U kunt gebruik maken van de inkeerregeling door spontaan en vrijwillig alsnog, schriftelijk en volledig, aangifte te doen van verzwegen inkomen of vermogen. Daarnaast kunt u alsnog schriftelijk de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekken over het (eerder) verzwegen inkomen of de vermogensbestanddelen.

Met spontaan en vrijwillig wordt bedoeld dat u inkeert vóórdat u weet of moet vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of bekend zal worden met uw eerdere onjuiste/onvolledige aangifte waarin inkomen of vermogensbestanddelen werd verzwegen.

U bent op tijd als:     
i. de inspecteur nog geen vragen heeft gesteld over uw aangifte of uw buitenlandse vermogensbestanddelen;
ii. de inspecteur nog geen boekenonderzoek bij u heeft aangekondigd, waarbij onjuistheden uit de aangifte(n)/verzwegen vermogensbestanddelen ontdekt kunnen worden;
iii. een FIOD-ECD rechercheur nog niet aan u gemeld heeft dat er een onderzoek tegen u loopt in verband met de aangifte(n)/verzwegen vermogensbestanddelen.
iv. wanneer buitenlands vermogen alsnog vrijwillig wordt aangegeven, zal de Belastingdienst in de regel informatie opvragen om de herkomst van het vermogen vast te kunnen stellen en om de verschuldigde belasting te berekenen.


Voorbeelden van buitenlandse vermogensbestanddelen zijn:        
- buitenlandse bankrekeningen;       
- in het buitenland aangehouden beleggingen;        
- gerechtigdheid tot het vermogen in trusts (bijvoorbeeld een SPF, Stiftung of Anstalt);
- buitenlandse onroerende zaken (bijvoorbeeld een vakantiewoning).


In beginsel zal de Belastingdienst verzoeken om openingsformulieren, stortingsbewijzen en bankafschriften met daarop de waarde van het vermogen te overleggen. Vanwege de navorderingstermijn van 12 jaar, vraagt de Belastingdienst in principe alleen informatie over de laatste 12 jaar. Gegevens ouder dan 10 jaar zijn meestal lastig te achterhalen, zeker wanneer het gaat om gegevens uit het buitenland. Onze ervaring is dat de gegevens over de 2 ontbrekende jaren vaak in overleg met de inspecteur kunnen worden vastgesteld. Let op: worden de juiste of gevraagde informatie en gegevens niet of onjuist verstrekt, dan legt de Belastingdienst mogelijk geschatte aanslagen op. 

 

Vraag 10Hoe is de houding van de Belastingdienst bij de afhandeling van een inkeerverzoek?

 

Onze ervaring is dat de Belastingdienst in de meeste gevallen bereid is de inkeer praktisch af te handelen. Hierbij is het van belang dat de relevante stukken overzichtelijk worden aangeleverd en dat een helder en pleitbaar standpunt wordt ingenomen met betrekking tot stortingen, opnamen, hoogte van het vermogen, te verrekenen bronbelasting, eventueel aftrekbare posten en het genoten inkomen. In de meeste gevallen stelt de Belastingdienst zich pragmatisch op met betrekking tot het ontbreken van gegevens. Is de feitelijke situatie helder en bestaat er geen reden tot twijfel, dan is de Belastingdienst bereid om de situatie in de oudste jaren naar redelijkheid in te vullen.

 

Vraag 11: Kan ik anoniem inkeren?

 

Nee dat is niet mogelijk. Bij inkeer dient namelijk volledige openheid van zaken aan de Belastingdienst te worden gegeven. De Belastingdienst maakt geen afspraken met anonieme belastingplichtigen. Dat betekent dat u bij inkeer altijd uw naam moet doorgeven aan de Belastingdienst.

 

Vraag 12Kan ik alleen inkeren of moeten bijvoorbeeld familieleden ook inkeren? 

 

Alleen inkeren kan. Maar als u besluit in te keren, adviseren wij om andere betrokkenen te informeren en tegelijkertijd in te keren. De inkeerregeling heeft namelijk slechts persoonlijke werking. Dit houdt in dat anderen (zoals bijvoorbeeld familieleden) niet kunnen profiteren van een door u ingezette inkeer als zij niet zelf inkeren.

Bijvoorbeeld: een erfgenaam van een buitenlandse bankrekening besluit in te keren. De erfgenaam heeft een broer die mede-erfgenaam is van de buitenlandse bankrekening. De erfgenaam die zich bij de Belastingdienst meldt zal volledige openheid van zaken over de herkomst van het vermogen moeten geven. Het gevolg hiervan is dat waarschijnlijk ook de broer bij de Belastingdienst in beeld komt. De broer kan dan mogelijk geen beroep meer doen op de inkeerregeling, tenzij de broer zelf, tegelijkertijd met de erfgenaam, is ingekeerd. Wanneer u besluit in te keren in een dergelijke situatie raden wij u derhalve aan om in elk geval met een advocaat te overleggen.


Vraag 13Worden bij inkeer ook gemachtigden van rekeninghouders in het onderzoek van de Belastingdienst betrokken of benaderd over het verstrekken van gegevens?


 

Bij inkeer moet u volledige openheid van zaken geven. De Belastingdienst toetst de gepresenteerde feiten aan geloofwaardigheid en aannemelijkheid. Nader onderzoek naar gemachtigden van de rekeninghouders is dan in beginsel niet aan de orde. Dit onderzoek kan zich wel voordoen wanneer de Belastingdienst aanwijzingen heeft dat de gemachtigde zelf ook gerechtigd is tot buitenlands vermogen.

 

Vraag 14Bestaat er een reële kans dat de Belastingdienst ontdekt dat ik onjuiste/onvolledige aangifte(n) heb ingediend, ondanks bijvoorbeeld een bankgeheim?

 

Ja. Onze ervaring is dat de kans steeds groter wordt dat niet aangegeven (buitenlands) vermogen door de Belastingdienst wordt ontdekt en het bankgeheim in landen als Zwitserland, Luxemburg en Oostenrijk staat onder grote druk. De jacht op niet aangegeven vermogen is een wereldwijde trend. Belastingautoriteiten van verschillende landen werken steeds meer en nauwer met elkaar samen om belastingontwijking en ontduiking tegen te gaan. Deze samenwerking wordt versterkt door regelingen in belastingverdragen, Europese richtlijnen op het vlak van informatieverstrekking en overeenkomsten die specifiek gericht zijn op de uitwisseling van fiscale informatie (de zogenoemde TIEA's). Per 1 januari 2013 is de nieuwe wet over informatie-uitwisseling binnen de EU in werking getreden. Met die nieuwe wet zijn de (opsporings-)bevoegdheden en mogelijkheden van Nederlandse belastingambtenaren aanzienlijk verruimd. De huidige vergaande internationale samenwerking maakt het voor landen steeds moeilijker om een eventueel bankgeheim in stand te houden. Zo heeft een groot aantal landen zich verbonden om vanaf 2017 bank- en belastinggegevens (over het jaar 2016) automatisch te zullen uitwisselen. Met Zwitserland zal deze uitwisseling plaatsvinden vanaf 2018 (over het jaar 2017). Ook de banken zelf eisen vanuit eigen 'Compliance policy', steeds vaker dat de rekeninghouder aan de bank verklaart, dat het vermogen in eigen land is gefiscaliseerd.

 

Vraag 15: Kan ik ook inkeren als ik het geld heb verkregen uit illegale activiteiten?

 

Ja dat kan. De inkeerregeling is in principe ook dan van toepassing voor wat betreft de alsnog te betalen belasting. U moet er wel rekening mee houden dat indien vermogen is terug te voeren op illegale activiteiten, mogelijk sprake is van strafrechtelijke delicten zoals: overtreding van de Opiumwet; belastingfraude; valsheid in geschriften; witwassen etc. Op basis van de inkeerregeling maakt de Belastingdienst geen melding bij het Openbaar Ministerie van belastingfraude. Wel licht de Belastingdienst het Openbaar Ministerie in over deze eventuele andere delicten.

 

Vraag 16Hoe wordt omgegaan met vermogen dat is ondergebracht in een buitenlandse trust of vennootschap (SPF, Stiftung, Anstalt)?

 

Dat hangt af van de Nederlandse fiscale kwalificatie van de betreffende trust of vennootschap. Een buitenlandse kwalificatie wordt niet automatisch gevolgd door de Nederlandse Belastingdienst. Per 1 januari 2010 wordt vermogen dat is ondergebracht in een trust altijd aan de inbrenger toegerekend. Voor vennootschappen bestaat minder duidelijkheid. Wordt een vennootschap als transparant aangemerkt, dan brengt dit mee dat de achterliggende gerechtigden tot het vermogen in de belastingheffing worden betrokken. Wordt de vennootschap als niet-transparant aangemerkt, dan kan mogelijk heffing bij de trust of vennootschap aan de orde komen. Voor de exacte fiscale gevolgen is onder meer bepalend of de buitenlandse entiteit fiscaal gezien in Nederland is gevestigd.

 

Vraag 17Hoe zit het met schenkingen aan familieleden etc.?

 

Als zich schenkingen hebben voorgedaan aan bijvoorbeeld familieleden, dan wel het vermogen is verkregen uit schenking van familieleden, is mogelijk ook Schenkbelasting verschuldigd. Het tarief bedraagt bij een schenking van ouder aan kind: 10% en 20% bij bedragen hoger dan € 121.902,-. Schenkbelasting is alleen verschuldigd als de schenker in Nederland woont. Als destijds in Nederland geen aangifte Schenkbelasting is gedaan, begint de verjaringstermijn van 12 jaar te lopen na de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de schenker of van de verkrijger in de registers van de burgerlijke stand. Indien zowel de schenker als de verkrijger een rechtspersoon is, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag 20 jaar na de schenking. Ter zake van schenkingen is geen belastingrente verschuldigd.  

 

Vraag 18Hoe gaat de belastingdienst om met opnamen van het buitenlands vermogen?

Als de afgelopen 12 jaar incidenteel dan wel regelmatig bedragen van de buitenlandse rekening(en) zijn opgenomen, zijn daaraan geen fiscale consequenties verbonden voor zover de opnamen zijn besteed aan reguliere (consumptieve) bestedingen. De Belastingdienst beoordeelt of geen sprake is van bijvoorbeeld schenkingen.  

 

Vraag 19Wordt er naar de herkomst van vermogen gevraagd als dit vermogen langer dan 12 jaar op een buitenlandse bankrekening staat?

 

Ja, de Belastingdienst kan ook informatie of gegevens opvragen over gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan buiten de navorderingstermijn van 12 jaar. Bijvoorbeeld om inzicht te krijgen over in het verleden verdeelde nalatenschappen. 

 

Vraag 20: Moet ik mijn buitenlands vermogen na inkeer overboeken naar Nederland?

 

Nee dat hoeft niet. U kunt uw buitenlandse bankrekening ook na de inkeer blijven aanhouden. U moet de rekening uiteraard wel opgeven in uw jaarlijkse aangifte Inkomstenbelasting. 

 

Vraag 21Kan Hertoghs advocaten mij begeleiden als ik besluit gebruik te maken van de inkeerregeling?

Ja zeker. Hertoghs advocaten heeft ruime ervaring in het begeleiden van belastingplichtigen die een beroep willen doen op de inkeerregeling. Om optimaal gebruik te maken van de inkeerregeling is het van belang dat de inkeer zorgvuldig wordt gedaan. Wij begeleiden u derhalve in alle fasen van het inkeerproces. U kunt voor meer informatie contact met ons opnemen.

 

Vraag 22Wat is het voordeel om begeleid te worden door een advocaat (in plaats van een belastingadviseur of een accountant)?

 

Advocaten hebben een geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht, waardoor u in alle vertrouwelijkheid en vrijheid met ons kan overleggen. Dat geldt zowel voor het verkennende gesprek als voor het gehele inkeertraject. Dat is anders bij adviseurs en accountants. Voor adviseurs geldt een meldingsplicht op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) bij het begeleiden van een inkeertraject (niet bij het verkennende gesprek). Advocaten zijn expliciet verplicht tot geheimhouding en tot het doen van een beroep op hun verschoningsrecht. Daarnaast hebben wij als advocaten ook ruime ervaring met fiscale en strafrechtelijke procedures. Zo kunnen wij u optimaal begeleiden en zoveel mogelijk 'ellende' voorkomen dan wel beperken.

 

Vraag 23: Wat houdt de begeleiding door Hertoghs advocaten in?

 

Wij begeleiden wij u in alle fasen van het inkeertraject. Na een oriënterend gesprek verzorgen wij het opstellen en indienen van de zogeheten inkeerbrief. Verder assisteren wij bij het verzamelen van de benodigde documentatie, maken indien gewenst een belastingberekening en voeren de onderhandelingen met de Belastingdienst. Onze begeleiding zorgt ervoor dat u, in geval u ondernemer bent, zo weinig mogelijk hinder ondervindt in het runnen van uw bedrijf. In geval u particulier bent, zorgt onze begeleiding ervoor dat u zorgeloos uw buitenlandse vermogensbestanddelen kunt aangeven, om hier vervolgens na de inkeer naar believen over te kunnen beschikken.

 

Vraag 24Hoe lang duurt het inkeertraject?

 

De duur van het inkeertraject hangt af van uw specifieke situatie. De meest simpele situatie kan in twee maanden worden afgewikkeld terwijl complexere situaties soms zes tot twaalf maanden in beslag nemen. De wijze waarop de informatie en gegevens aan de Belastingdienst worden verstrekt heeft invloed op het tijdsverloop van het inkeertraject. Wordt de informatie snel, volledig en duidelijk aangeleverd, dan kan dat aanzienlijk in tijd schelen.

 

Vraag 25: Kan Hertoghs advocaten mij ook bijstaan als de Belastingdienst heeft ontdekt dat ik onjuiste/onvolledige aangifte(n) heb gedaan?

 

Uiteraard. Wij hebben ruime ervaring met fiscale en strafrechtelijke procedures. Zo kunnen wij zorgen voor een optimale verdediging en een goede afstemming van de mogelijke procedures die de ontdekking tot gevolg heeft. U kunt voor meer informatie contact opnemen met ons opnemen.

 

Meer informatie zie www.hertoghsadvocaten.nl of mail naar vos@hertoghsadvocaten.nl

Hertoghs beschouwt: terugbetaling van douanerechten ruimte voor rentevergoeding


Terugbetaling van douanerechten: tóch ruimte voor rentevergoeding

Het douanerecht regelt onder meer de belastingen die bij de invoer van goederen worden geheven en behoort daarmee tot het belastingrecht. Een belangrijk verschil met de meeste belastingen is dat het douanerecht vooral gebaseerd is op Europese regelgeving. De Europese douanewetgeving heeft de afgelopen jaren vooral in de belangstelling gestaan vanwege de vervanging van het Communautair Douanewetboek (CDW) en de uitvoeringsverordening van het CDW (TCDW) door het – sinds 1 mei 2016 – geldende Douanewetboek van de Unie (DWU) en de daarbij behorende Gedelegeerde Verordening en Uitvoeringsverordening.

In de Nederlandse rechtspraak heeft het douanerecht de laatste jaren met name uitstraling naar de overige belastingen vanwege de toepassing van het Europese verdedigingsbeginsel. Dit recht op verdediging houdt in dat de Belastingdienst de belanghebbende op de hoogte stelt van haar voornemen om een aanslag op te leggen en dit ook motiveert. Vervolgens dient de belanghebbende de gelegenheid te krijgen zijn standpunt over de mogelijke aanslag kenbaar te maken. Daar hoort ook bij dat de Belastingdienst inzage in de stukken geeft waarop de aanslag is gebaseerd en dat de belanghebbende voldoende tijd heeft om zijn standpunt te vormen. In onze blog “gelijke monniken gelijke kappen” – geplaatst op 25 januari 2017 – laten wij ons kritisch uit over de reikwijdte van het verdedigingsbeginsel. 

Met regelmaat worden door een nationale rechter prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van het Europese douanerecht. De uitleg van de Europese rechter heeft vervolgens uitstraling naar alle lidstaten van de EU vanwege de uniforme toepassing van de Europese douanewetgeving. Zo heeft het HvJ EU onlangs in de zaak Wortmann een interessant arrest gewezen over de vraag of over het bedrag van terugbetaalde invoerrechten al dan niet een rentevergoeding hoeft te worden betaald over de periode vanaf de datum van betaling van deze rechten tot aan de terugbetaling ervan.

Wortmann KG Internationale Schuhproduktionen ("Wortmann") heeft tussen 2006 en 2012 schoeisel van oorsprong uit China in het vrije verkeer van de EU (Duitsland) gebracht. Het ging om schoeisel van oorsprong uit China waarvoor destijds antidumpingrechten golden. Wortmann diende vanaf 22 juli 2010 verzoeken om terugbetaling in van de betaalde antidumpingrechten. Ter ondersteuning heeft zij zich met name beroepen op de  - eerst bij het Gerecht van de EU en vervolgens de bij het HvJ EU aanhangige – zaak die heeft geleid tot het arrest van 2 februari 2012, Brosmann Footwear[2]. In dat arrest heeft het HvJ EU de antidumpingverordening gedeeltelijk nietig verklaard, met name voor zover die betrekking had op een aantal fabrikanten, onder andere die waar Wortmann haar schoeisel van betrok. In april 2013 besloot de Duitse douane dan ook over te gaan tot terugbetaling aan Wortmann van de te veel betaalde antidumpingrechten. In november 2013 verzocht Wortmann om een rentevergoeding over de terugbetaalde bedragen, te rekenen vanaf de datum van betaling van de antidumpingrechten. De Duitse douane weigerde tot betaling van rente over te gaan. De Duitse rechter moest zich vervolgens buigen over de vraag of de Duitse douane terecht het standpunt had ingenomen dat geen rente behoeft te worden betaald omdat geen sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 241 CDW. Op grond van deze bepaling hoeft uitsluitend rente te worden betaald wanneer ofwel meer dan drie maanden zijn verstreken nadat de rechten behoeven te worden terugbetaald, ofwel de nationale bepalingen in betaling van rente voorzien. Volgens de Duitse wetgeving had een belastingplichtige (slechts) recht op rentevergoeding vanaf de datum waarop het verzoek bij de rechter is ingediend. Wortmann had derhalve volgens de Duitse wetgeving geen recht op rentevergoeding, want de verzoeken waren destijds door de douaneautoriteiten aangehouden en er waren dus geen gerechtelijke procedures ingeleid. Hoewel de Duitse rechter ook wel inzag dat art. 241 CDW in beginsel geen verplichting tot vergoeding van rente kent, heeft zij twijfels over de verenigbaarheid van de in Duitsland gehanteerde bepalingen met het Unierecht. De rechter doelde met name op het arrest van het Hof van Justitie Irimie. De Duitse rechter heeft vervolgens aan het HvJ EU de vraag voorgelegd of artikel 241 CDW zo moet worden uitgelegd dat het nationale recht dient te voorzien in een verplichting tot het betalen van een rentevergoeding over het bedrag van terugbetaalde invoerrechten over de periode vanaf de betaling van deze rechten tot aan de terugbetaling ervan.

Het HvJ EU geeft eerst een uitgebreide beschouwing over de toepassing en reikwijdte van artikel 241 CDW. Dat is ook logisch, omdat de Duitse rechter zijn vragen formeel heeft beperkt tot de uitlegging van artikel 241 CDW. Zowel uit de context als uit de ontstaansgeschiedenis van artikel 241 CDW leidt het HvJ EU vervolgens af dat de situatie waarop dit artikel betrekking heeft, hier niet van toepassing is. Art. 241 CDW heeft namelijk volgens het Hof betrekking op de situatie waarin – nadat de douane de goederen heeft vrijgeven – blijkt dat op de voorlopige aanslag een correctie naar beneden moet worden aangebracht, als gevolg waarvan aan een belastingplichtige de betaalde invoerrechten geheel of gedeeltelijk moeten worden terugbetaald. Het gaat hier dus in wezen om het herstellen van een fout bij de inning en berekening van de invoerrechten die pas bij een controle achteraf door de douane wordt vastgesteld. Het HvJ EU spreekt hier overigens van een voorlopige aanslag, een term die in de douanewetgeving niet voorkomt. Eigenlijk bedoelt het HvJ EU hier de uitnodiging tot betaling na de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer. Het HvJ EU stelt vervolgens vast dat de terugbetaling van antidumpingrechten aan Wortmann niet berust op een fout bij de berekening van die rechten die pas na de vrijgave van de goederen bij een controle zou zijn vastgesteld. Hoewel artikel 241 CDW dus niet van toepassing is (en daarmee de vraag van de Duitse rechter strikt genomen is beantwoord), geeft het Hof vervolgens nadere aanwijzingen over het Unierecht die van nut kunnen zijn voor de beslechting van deze zaak. Zo benadrukt het HvJ EU dat uit de rechtspraak van het Hof volgt dat wanneer de belastingen of de rechten zijn geïnd door een lidstaat overeenkomstig een Unieregeling die door de Unierechter ongeldig of nietig is verklaard, de belanghebbenden die de betrokken belastingen of rechten hebben voldaan, niet alleen recht hebben op terugbetaling van de betaalde bedragen, maar ook op de rente over die bedragen (Zuckerfabrik Jülich).

Het oordeel van het HvJ EU luidt dan ook dat wanneer invoerrechten, met inbegrip van antidumpingrechten, worden terugbetaald omdat zij zijn geïnd in strijd met het Unierecht, er voor de lidstaten een uit het Unierecht voortvloeiende verplichting bestaat om aan de belastingplichtigen die recht hebben op de terugbetaling, de daarover verschuldigde rente te vergoeden. De rente begint te lopen op de datum van betaling door de belastingplichtige van de (terugbetaalde) invoerrechten. 

Zo is artikel 241 CDW inmiddels vervangen door een soortgelijk artikel, namelijk artikel 116, lid 6 DWU. In laatstgenoemd artikel is – net als voorheen – bepaald dat terugbetaling van invoerrechten geen aanleiding tot betaling van rente door de douane geeft. Ten opzichte van artikel 241 CDW is deze bepaling zelfs nog strikter geworden, omdat het DWU de lidstaten zelfs niet meer toestaat te voorzien in eigen aanvullende bepalingen op het gebied van de betaling van rente. In Nederland had deze vanaf 1 mei 2016 geldende (striktere) bepaling voor een belastingplichtige de nodige consequenties. Vóór 1 mei 2016 had Nederland namelijk nog gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 241 CDW bood om wel te voorzien in een vergoeding van rente. Vanaf 1 mei 2016 is deze mogelijkheid uit de Nederlandse wetgeving geschrapt, juist omdat de wetgever uit artikel 116, lid 6 DWU meende af te leiden dat voor vergoeding van rente in het geheel geen ruimte meer was. Consequentie is dat zelfs artikel 28c, Invorderingswet 1990 (via artikel 27quater van diezelfde wet) voor het douanerecht werd uitgesloten. Op grond van deze bepaling dient de ontvanger op verzoek van de belastingschuldige invorderingsrente te vergoeden, indien hij op grond van een beschikking van de inspecteur gehouden is belasting terug te geven omdat de desbetreffende belasting in strijd met het Unierecht is geheven.

 Met de uitleg die het HvJ  EU aan artikel 241 CDW heeft gegeven (en dus in feite ook aan het huidige artikel 116, lid 6 DWU), lijkt het er in ieder geval op dat bij het herstellen van een fout bij de inning en berekening van de invoerrechten die pas bij een controle achteraf door de douane wordt vastgesteld, geen rente behoeft te worden vergoed. Desondanks laat het HvJ EU zien dat het niet vergoeden van rente bij terugbetaling van invoerrechten – in bepaalde situaties – niet in overeenstemming is met het EU recht. Het gaat dan bijvoorbeeld om de situatie die zich in het onderhavige arrest voordeed, namelijk dat een antidumpingverordening (achteraf) nietig is. Maar in het douanerecht zijn er meer situaties denkbaar dat een EU regeling nietig wordt verklaard. Zo worden er ook dikwijls procedures tot aan HvJ EU gevoerd waarin de nietigheid van een indelingsverordening aan de orde is.

In bepaalde situaties heeft een belastingplichtige wel degelijk recht op vergoeding van rente, ook al bieden de wettelijke bepalingen daarvoor – naar nu blijkt ten onrechte – geen ruimte.
 
Verdere info: zie `Hertoghs beschouwt` en voor contact: vos@hertoghsadvocaten.nl

maandag 27 maart 2017

Inkeerregeling

Heeft u in het verleden onjuiste belastingaangiften gedaan? De belastingwet voorziet in de mogelijkheid om daarvan in te keren en daardoor forse boetes en strafvervolging te voorkomen. Een inkeer lijkt gemakkelijk, maar is vaak een behoorlijk complexe aangelegenheid. Zo betekent inkeren niet alleen alsnog een juiste belastingaangifte doen. De inkeerder moet er ook op rekenen dat de inspecteur nog een aanzienlijke hoeveelheid aanvullende informatie wil hebben.

De inkeerregeling houdt in dat de Belastingdienst geen (bij inkeer binnen 2 jaar) of een aanzienlijk lagere boete (bij inkeer na 2 jaar) aan een belastingplichtige oplegt wanneer deze spontaan en vrijwillig alsnog, schriftelijk en volledig, aangifte doet van niet aangegeven inkomen en vermogen of de volledige informatie daarover verstrekt. Voor de boete geldt dat de inkeermelding wordt gezien als een strafverminderende omstandigheid. De boete wordt in geval van inkeer van vermogen gematigd tot 40% van het wettelijk maximum (300%), wat dus neerkomt op een boetepercentage van 120% over de te weinig geheven belasting.

Bij inkeer van inkomen vindt een matiging van de boete plaats tot 60% van het wettelijk maximum (100%). Dit komt dus neer op een boetepercentage van 60% over de te weinig geheven belasting.
Inkeren is dus alleen mogelijk vóórdat u weet of moet vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of bekend zal worden met uw eerdere onjuiste/onvolledige aangifte waarin inkomen of vermogensbestanddelen werden verzwegen. Is de fiscus de belastingplichtige al “op het spoor”, dan is het doen van vrijwillige verbetering niet meer mogelijk.

Voor meer informatie: vos@hertoghsadvocaten.nl

Credit-nota's en btw

Credit-nota's komen veelvuldig voor in de praktijk. In dit artikel - gepubliceerd in 2016 in btw bulletin - wordt aandacht besteed aan diverse btw aspecten daarvan. 

http://www.roelofvos.nl/wp-content/uploads/2017/03/Btw-bulletin-Credit-notas-2016.pdf

Doctoraal scriptie 'Mede-aansprakelijkheid voor douanerechten en accijnzen'

Lang geleden in 1989 werd tot mijn grote vreugde en verrassing mijn doctoraal scriptie met als onderwerp de `mede-aansparkelijkheid van de douane-expediteur voor douanerechten en accijnzen` gepubliceerd bij Nobel Taxmedia op initiatief van Prof Ben Terra. Blijft leuk. 

http://www.roelofvos.nl/wp-content/uploads/2017/03/Mede-aansprakelijkheid-voor-douane-en-accijnzen-doctoraal-scriptie-RV-1989.pdf

Mediation van belastinggeschillen in Nederland

In 2014 heb ik in het Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en Conflictmanagement een schets gegeven van de mediation praktijk van belastinggeschillen in Nederland. 

 
http://www.roelofvos.nl/wp-content/uploads/2017/03/Mediation-van-belastinggeschillen-in-NL-NL-VL-tijdschrift-voor-Mediation-en-conflictmanagement-2014-1.pdf

Is horizontaal toezicht een effectief toezichtmiddel?

In 2010 heb ik een stukje geschreven over horizontaal toezicht. De heer Rouw van de belastingdienst `voor` en ik `tegen`. Ik heb daar nooit een hoge pet van op gehad. Inmiddels lijkt HT ook zijn beste tijd te hebben gehad. 

http://www.roelofvos.nl/wp-content/uploads/2017/03/Is-horizontaal-toezicht-door-de-belastingdienst-een-effectief-toezichtmiddel-2010-1.pdf

Verplichte suppletie omzetbelasting

In 2012 publiceerde ik samen met collega Lisa Bongaarts een artikel over de toen net ingevoerde verplichte suppletie omzetbelasting geregeld in art. 10a AWR. Is geen 'dode letter' gebleven. Inmiddels zijn er al een aantal strafprocedures gevoerd. Let wel op voorkoming dubbele bestraffing. 


http://www.roelofvos.nl/wp-content/uploads/2017/03/Art-10a-AWR-btw-bulletin-2012-nr-2.pdf

Hoe medisch is cosmetisch voor de btw?

Over de reikwijdte van de medische vrijstelling is de nodige discussie mogelijk. In dit artikel in btw bulletin wordt ingegaan op cosmetische behandelingen. Een vleugje medisch is genoeg voor de btw vrijstelling!

http://www.roelofvos.nl/wp-content/uploads/2017/03/Hoe-medisch-is-cosmetisch-btw-bulletin-2016-nr-1.pdf